13 mrt Daslook oogsten + Daslook crêpes recept
Grondbeginselen
Daslook / Allium ursinum
Met mijn mandje ‘stinkende blaadjes’ gold ik vroeger als een rare kruidenheks, inmiddels is dit wilde familielid van de uienfamilie steeds verder ingeburgerd en ben ik lang niet meer de enige die daslook zoekt. Waarom wij hem nou daslook noemen blijft me een raadsel, in de meeste talen heet hij net als in het Latijn ‘berenlook’. Zullen we proberen dat ook in te burgeren?
Om een of andere reden hebben mensen vaak de behoefte daslook te conserveren (iets waar ik bij ander look nooit wat over hoor) maar door invriezen of het steriliseren van pesto en andere sauzen verdwijnt de explosieve kracht die het kruid zo aantrekkelijk maakt. Lekker in het voorjaar van genieten en de rest van het jaar ander look eten. Daslookbloemen laten zich wel mooi drogen om later als kruid te gebruiken of vers op olie zetten voor een geurige olie.
Zaaien: is haast onbegonnen werk, knolletjes poten is handiger. Poot ze ‘een bolletje diep’ op een schaduwplekje met iets humeuze grond.
Oogsten: bij hoge temperaturen al in februari, maar meestal vanaf maart, april, soms tot in juni.
Goeie daslook heeft frisgroen blad met een stevige steel. Nu wilde plantjes steeds meer getemd worden, vindt u daslook met een beetje geluk bij de leukere groenteboer. Zo niet, zeur erom, het is de moeite waard. Of ga op een wildedaslooktocht. Het groeit vaak op vochtige, schaduwrijke plaatsen. Ruikt u in het seizoen aan de rand van loofbossen, beschaduwde bermen of langs een beek ineens knoflook, dan kunnen de lancetvormige bladeren niet ver meer zijn. Vergissen is onmogelijk, de geur zegt alles. Het blad zóú verward kunnen worden met lelietjes-van-dalen, aronskelk of herfsttijloos – allemaal giftig, maar geen van allen geurt naar look, dus vertrouw uw neus en pluk u wild. Als de witte bolvormige bloemen verschijnen, is vergissen helemaal onmogelijk. Vanaf het moment dat ze volop bloeien wordt het blad geleidelijk minder mals en smakelijk, dat wordt ruimschoots goed gemaakt door de eetbare bloemen én de dichte zaadknopjes die zich daarna vormen. Ze zijn minstens zo lekker en hebben een fijne ‘knák’ die u in kunt zetten zoals verse groene peperkorrels of verwerken tot daslookknakkertjes.
Snijd niet heel handig de hele bos eraf, maar pluk van elke pol maar een paar stelen zodat het knolletje ondergronds door kan leven. Dat knolletje zelf is ook eetbaar, maar niet per se veel lekkerder dan knoflook. Het zit vrij diep, dus áls u het wilt oogsten, ga dan met een goeie riek het bos in – en oogst op verschillende plekken in plaats van één stukje leeg te scheppen.
Basisbereiding
Reken per persoon voor een hoofdgerecht een bosje dat makkelijk in uw hand past (zo’n 20 à 30 stelen), voor rauw gebruik in salades en dergelijke is een blad of 4, 5 genoeg. Als look hebt u aan 2 à 3 blaadjes, of bloemen, genoeg voor 4.
Bewaar op een koele plek, in een vaasje met een bodempje water of in een doek.
Snijden (en wassen, dat snapt u) is eigenlijk de enige voorbereiding, zo grof of fijn als u prettig vindt. In olijfolie of boter kort smoren tot het blad soepel is werkt heel goed, lang verwarmen maakt hem een stuk saaier van smaak, ténzij u die vangt in (romige) ovenschotels. Rauw is daslook op z’n sterkst, meng het door salade, couscous, stampjes enzovoort.
Voeg als u daslook als look gebruikt pas op het laatst toe om de mooie scherpe smaak het best te proeven.
Combinaties
Aardappel, aardpeer, amandel, asperge, bleekselderij, bloemkool, citrus, droogboontjes, gember, honing, kaas, maanzaad, macadamia, nootmuskaat, paddenstoelen, pasta, pijnboompitten, pistache, room, sud ’n sol, waterkers, zilverui, zuring.
De recepten met knoflook, spinazie, raapsteel, ui, waterkers en zuring zijn deels ook toepasbaar op daslook, houd wel rekening met (iets) andere garingstijden en vooral doseringen..