02 nov Succes-sie in de tuin
Het was anderhalf jaar geleden. Op een warme zomeravond maakte ik samen met een vriend een wandeling in Leiden. Ik was daar zojuist komen wonen voor mijn studie. Door Corona wandelde we veel, vooral in de avond. Vanuit de stad liepen we naar een groot volkstuincomplex. Er lagen grote tuinen met verassend veel bomen. Iets wat ik tot dan toe niet kende bij volkstuinen.
Op dat moment deelde ik een tuin met een vriendin. Het complex daar bestond veelal uit kale tuinen met vooral oudere mensen die er groente kweekte. Ons kleine tuintje groeide al snel vol met de zogeheten ‘on’kruiden. Voor mij was het een nieuwe wereld die open ging. Alle planten die er spontaan opkwamen hadden hun eigen verhaal en ik raakte steeds meer in de ban van de werking van deze planten. De buren vonden het maar niks. Al onze zaden vlogen over het complex en namen gretig bezit van de schone gronden. Bij ons vlogen de klachten ons om de oren en begonnen we ons steeds minder thuis te voelen. Tot die zomeravondwandeling.
Die vriend van mij liet een tuin zien waar hij vroeger met vrienden vaak kwam.. Naast deze tuin lag een stuk grond van 250 m2 dat totaal verwilderd was. Met open mond stond ik ernaar te kijken. Een klein paradijs. Ik heb toen via via contact gezocht. Het stukje grond bleek van niemand te zijn en de vereniging wist niet zo goed wat er mee te doen. Een aantal tuinders had geprobeerd het onder handen te nemen maar het bleek te veel moeite. De beheerder die mij uitnodigde om nog eens te komen kijken merkte op dat ik super enthousiast werd. Ik mocht er wel voor zorgen zei hij. Ik en de vriendin hebben toen snel de oude tuin verlaten om dit paradijs te ontdekken.
Het idee was om een mini voedselbos te creëren, waar zoveel mogelijk eetbaar goeds zou komen. Maar eerst wilde ik kijken wat er al groeide en vooral waarom. Het eerste jaar heb ik super veel geleerd over de planten (meer dan 130 soorten!) en hun functies. Soms kwamen er vrienden of buren langs waarvan de meeste het maar een chaotische bende vonden. Ook ik merkte op dat het nogal chaotisch overkwam en wilde in eerste instantie overzicht creëren en veel planten eruit trekken. Maar al snel vond ik antwoorden achter die chaos. Ik ging mij verdiepen in de soorten die ik zag en kwam erachter dat er een proces gaande was dat met het blote oog moeilijk was te doorgronden.
Op verschillende delen van de tuin groeide weer andere soorten. Op de meer open stukken zag ik grassoorten staan met daartussen kruipende boterbloem (prachtige gele zee in de lente). Het overgrote deel stond vol met Harig Wilgenroosje, Canadese Guldenroede, Smeerwortel, Koninginnekruid, Grote Kattenstaart en Munt. Dit vertelde mij dat ik te maken had met een natte, voedselrijke tuin en dat klopte we. We zaten hier op vruchtbare kleigrond. Tussen deze soorten stonden weer kleine boompjes: eikjes, essen, boswilgen en elzen.
Pioniersfase
Wat dit mij liet zien was dat er een proces in volle gang was, namelijk successie. Successie of ook wel vegetatieproces genoemd houdt in dat een kale bodem op deze plek niet kan bestaan zonder menselijk ingrijpen. In dit proces zijn er verschillende fasen. Ten eerste de pioniersfase, dit zijn voornamelijk eenjarige planten die in hetzelfde jaar nog zaad vormen dat vaak licht is zodat het zich snel kan verspreiden. Boeren kennen deze ‘onkruiden’ maar al te goed: klaproos, distel, haagwinde, kamille, melganzenvoet, zevenblad.
Graslandfase
Vervolgens ontstaat er een graslandfase, vaak al na één jaar. Grassen zijn meerjarige planten en creëren een tapijt over de bodem. De pioniersplanten kunnen hier met hun ‘voetjes’ niet meer aarden en zullen verdwijnen. Tussen het gras groeien nu ook graslandplanten die met hun langere wortel onder het wortelgestel van de grassen komen. Ook hebben ze vaak een bladrozet wat het gras een beetje op afstand houdt. Voorbeelden zijn paardenbloem, margriet, madeliefje en duizendblad. Zodra het gras een paar jaar bloeit en weer afsterft ontstaat er een laag waar het onderste van verteert.
Ruigtekruidenfase
Dan ontstaan er omstandigheden die gunstig zijn voor ruigtekruiden. Dit is de ruigtekruidenfase. Hoge kruiden die groeien op voedselrijke gronden (zo ook in mijn tuin!). Ze hebben sterke wortels. Voorbeelden zijn: brandnetel, harig wilgenroosje, smeerwortel, zuring, kattenstaart, moerasspirea enz. Het gras en de graslandplanten verdwijnen dan.
Struweel/Bosfase
Vervolgens ontkiemen er tussen deze planten struikjes en bomen. Dit zijn vooral lichtminnende ontkiemers zoals vlier, meidoorn, es en wilg. Deze fase wordt de struweel en bosfase genoemd. Langzaamaan wordt het een licht bos waar in de schaduw van de pioniersbomen en struiken weer nieuwe boomsoorten ontkiemen die voorkeur hebben voor schaduw.
Een voorbeeld hiervan is de beuk.
Climaxvegetatie
Uiteindelijk zal het bos zijn climax bereiken, de climaxvegetatie.
Een herkenbaar voorbeeld is een beukenbos dat als er niet wordt ingegrepen door de mens (wat in Nederland maar al te vaak gebeurt) er een oerbos kan ontstaan van honderden jaren oud. Alleen bij een heftige verandering zoals een bosbrand begint de successie weer van voor af aan.
Tussen de pioniersfase en ruigtekruidenfase zit gemiddeld maar vijf jaar. Van de ruigte naar struweel neemt maar twee tot vijf jaar in beslag. Van struweel naar een stabiel bossysteem kan wel meer dan honderd jaar duren.
Onze tuin bevind zich al in de ruigtekruidenfase en er is een beginnetje van de struweelfase zichtbaar.
Zodoende heb ik geleerd om vooral geduld te hebben en langzaam aan eetbare soorten in te brengen en te kijken hoe het systeem hierop reageert. Hoeveel je wel niet kunt leren op zo’n klein stukje aarde!
Warme groet,
Daan van Velsen