Monocultuur betekent simpelweg het telen van één enkel gewas van één plantenfamilie op één plek. Vaak jaar in, jaar uit. De voordelen? Het is eenvoudig: je richt je op één gewas, je kunt het op grote schaal aanpakken, machinaal werken en daardoor efficiënt grote hoeveelheden produceren. Het kost minder tijd en is financieel aantrekkelijk. Door de industrialisatie en de wereldoorlogen zijn we wereldwijd gewend geraakt aan deze grootschalige aanpak. Nederland is er zelfs briljant in.
Maar monocultuur heeft ook duidelijke nadelen, die ik hier op een rij zet. Stel, je hebt een groot veld waar je elk jaar alleen maar aardappels teelt. Als er een ziekte in dat gewas komt, ben je in één klap je hele oogst kwijt. Omdat je steeds hetzelfde gewas op dezelfde plek teelt, raken de voedingsstoffen in de bodem uitgeput. Wat doe je dan? Je moet gaan bemesten en beschermen.
Bij monocultuur zijn een paar dingen noodzakelijk om te kunnen blijven produceren:
De impact van ploegen en monocultuur
Het ploegen van de grond heeft grote gevolgen. In de winter, als de velden braak liggen omdat er geen ander gewas wordt geteeld, wordt de bodem blootgesteld aan regen, wind en vorst. Dit leidt tot erosie: de vruchtbare bovenlaag wordt weggespoeld of weggewaaid. Wat overblijft is zand en zand bevat weinig leven of voedingsstoffen. Dus in het voorjaar is er weer mest nodig.
Door te ploegen verstoor je het bodemleven. Organismen in de bodem hebben specifieke lagen waarin ze leven. Door te ploegen, breng je deze organismen naar lagen waar ze niet horen, waardoor het bodemleven afsterft. Zonder dit bodemleven kan de grond zichzelf niet herstellen en nieuwe gewassen kunnen niet op natuurlijke wijze worden ondersteund.
Het gevolg is een vicieuze cirkel van ploegen, bemesten, zaaien, gewasbeschermingsmiddelen spuiten, bodemuitputting en opnieuw ploegen. Hierdoor ontstaat elk jaar meer verarming van de bodem en in ernstige gevallen zelfs verwoestijning. Grote delen van de wereld hebben hier nu al mee te maken.
Goed om te weten is dat boeren in Nederland nu verplicht zijn om in de winter een groenbemester te zaaien om voedingsstoffen beter vast te houden en erosie tegen te gaan. Deze groenbemester wordt in het voorjaar dan onder geploegd en brengt op die manier (nog enigszins) organisch materiaal terug in de bodem.
De gevolgen voor onze voeding
De gewassen die we produceren in monoculturen, zoals maïs of aardappel, kunnen steeds minder voedingsstoffen opnemen uit de uitgeputte bodems. Die voedingsstoffen kunnen wel in de bodem zitten door toevoeging van (kunst) mest of groenbemesters, alleen door het missen van een uitgebreid bodemleven kunnen die voedingsstoffen niet beschikbaar worden gesteld voor die ene mais- of aardappelplant. Oftewel het gewas kan deze voedingsstoffen niet opnemen. Denk aan mineralen en sporenelementen. Hierdoor is de voeding die we uiteindelijk eten, ook via vlees van dieren die deze gewassen eten, minder voedzaam geworden de afgelopen jaren. Bovendien krijgen we indirect ook pesticiden en andere chemicaliën binnen.
Omdat niet elke portemonnee of situatie het toelaat alles biologisch of zelfs biologisch- dynamisch te kopen en eten, kan het fijn zijn te weten op welke groenten de meeste aan pesticiden en chemicaliën wordt aangetroffen. Check daarvoor bijvoorbeeld deze website: https://www.pan-netherlands.org/eetwijzer/
Dit geldt ook voor ons en ik weet nu, na uitzoeken, dat ik dan vooral appels, aardbeien, bessen en spinazie probeer te vermijden. En die dus zeker bio te kopen.
De toekomst van monocultuur
Monocultuur leek ooit een geniaal idee: het is efficiënt en voedt grote bevolkingen. Maar de vraag is of het nog houdbaar is, en of de voeding die het oplevert echt gezond is. We kunnen ons afvragen of we niet terug moeten naar een meer divers systeem, zoals de eerdere gemengde circulaire bedrijven en….. permacultuur.
In de moestuin
Mijn opa had vroeger ook grote vlakken in de tuin met één gewas. Je ziet het nog veel bij volkstuinverenigingen en misschien heb jij het zelf ook nog steeds. Kleine stukjes monocultuur. In de volgende video’s leg ik uit waarom het belangrijk is om juist diversiteit aan te brengen. Door te leren van gemengde, diverse systemen kunnen wij de grond en onze voeding en daarmee onszelf en de aarde weer sterker maken.