Inhoudsstoffen

Kruiden bestaan uit allerlei verschillende inhoudsstoffen die zij gebruiken om van te leven of om zichzelf te verdedigen. Deze inhoudsstoffen zijn echter ook interessant voor ons, omdat zij de werkzame stoffen zijn die wij kunnen gebruiken als voeding of medicijn. Het zijn deze inhoudsstoffen die kruiden de medicinale werking geven, maar ook de kleur, geur en smaak van planten bepalen. Voorbeelden van (medicinale) inhoudsstoffen zijn slijmstoffen, bitterstoffen, mineralen en etherische olie.

Ieder kruid heeft een unieke samenstelling van inhoudsstoffen en daardoor haar eigen specifieke werking. De inhoudsstoffen bepalen voor een groot deel de werking van de plant. Het is daarom in de kruidengeneeskunde gebruikelijk om de medicinale werking van planten te beschrijven door middel van de inhoudsstoffen. Het is een universele taal die duidelijk maakt welke stoffen er in een plant zitten, waar je aan kunt aflezen wat de werking zal zijn.  

De inhoudsstoffen van planten worden onderverdeeld in twee groepen: primaire en secundaire inhoudsstoffen, ook wel metabolieten genoemd. Dat klinkt ingewikkelder dan het is. Primaire inhoudsstoffen zijn de bouwstenen die de plant helpen onderhouden, groeien en voortplanten. Dit zijn bijvoorbeeld mineralen, eiwitten, vitaminen en koolhydraten. Secundaire inhoudsstoffen gebruikt een plant als manier om zichzelf te verdedigen en beschermen bij ziekte, schade en stress. Een voorbeeld hiervan is etherische olie. De inhoudsstoffen van planten hebben een vergelijkbare werking op ons lichaam als waar de plant het zelf voor gebruikt. Zo werken de primaire inhoudsstoffen voor ons ook opbouwend en ondersteunend, en deze secundaire inhoudsstoffen vooral genezend en versterkend.

 

Inhoudsstoffen kunnen ons op meerdere manieren helpen. Zo werken ze bijvoorbeeld ondersteunend door te stimuleren, te verzachten of te beschermen. Bitterstoffen zijn prikkelend en stimulerend; ze helpen de organen harder werken en zo gifstoffen op te ruimen. Slijmstoffen werken eerder verzachtend en helend; ze leggen een beschermend laagje op onze slijmvliezen zodat deze kunnen genezen. Mineralen en vitaminen werken opbouwend en voedend. Daarnaast kunnen inhoudsstoffen ook een reactie met ons lichaam aangaan, waardoor een systeem verandert. Sommige inhoudsstoffen kunnen bijvoorbeeld de hormonen beïnvloeden.

 

 

Simpel gezegd vormen de inhoudsstoffen van planten de basis van kruidenmiddelen. Het oplosmiddel (bijvoorbeeld water, olie of alcohol) dat we gebruiken, bepaalt welke en in hoeverre je bepaalde inhoudsstoffen kunt onttrekken. Zo lossen slijmstoffen bijvoorbeeld beter op in water, en harsen beter in alcohol of olie. Weten welk oplosmiddel het meest passend is draagt bij aan de kwaliteit en veiligheid van het kruidenmiddel. Bij ieder kruidenmiddel dat we bespreken in deze cursus ga ik wat dieper in op welke inhoudsstoffen je ermee kunt onttrekken en bij welke kruiden je het middel het beste kunt gebruiken.

In totaal bestaan er duizenden soorten inhoudsstoffen. Hieronder beschrijf ik een aantal van de belangrijkste inhoudsstoffen en hun werking. Deze inhoudsstoffen worden ingezet voor de medicinale en/of opbouwende werking:

 

Bitterstoffen

Bitterstoffen zijn inhoudsstoffen die een bittere smaak hebben. Ze prikkelen de bitterreceptoren in de mond. Als gevolg hiervan wordt de productie van speeksel, maagsappen en spijsverteringssappen gestimuleerd. Dit kan de spijsvertering ondersteunen, aan het werk zetten en ons eten beter helpen verteren. Hoewel de smaak van bitterstoffen vaak wordt ervaren als onaangenaam of intens, speelt het een belangrijke, zo niet essentiële, rol in de opname van onze voeding.

Bitterstoffen zijn oplosbaar in water en alcohol, maar in alcohol wordt de werking krachtiger. Daarom zijn tincturen, maar ook wijn, een veelgebruikt oplosmiddel voor kruiden met bitterstoffen. Dit werd vroeger bijvoorbeeld vaak ingezet als aperitief, om de maaltijd te helpen verteren!

Let op dat bitterstoffen vooral goed werken in kleine hoeveelheden. In te grote hoeveelheid kan het averechts werken en diarree of krampen veroorzaken. Dit zie je bijvoorbeeld goed bij bittere voedingsmiddelen zoals koffie en cacao.

Voorbeelden van kruiden met bitterstoffen:
  • Duizendblad (Achillea millefolium)
  • Paardenbloem (Taraxacum officinale)
  • Hartgespan (Leonurus cardiaca)
  • Kamille (Matricara chamomilla)
  • Bijvoet (Artemisia vulgaris)

 

Looistoffen

Looistoffen, ook wel tannines genoemd, zijn inhoudsstoffen die een plant zelf gebruikt om zichzelf te beschermen tegen de buitenwereld. Deze stoffen worden dan ook vaak gevonden in plantmateriaal dat de plant gebruikt om zichzelf te omhullen: de schors of schil, of in plantmateriaal dat de plant produceert, zoals bladeren, vruchten en zaden. Looistoffen worden al heel lang door de mens gebruikt om huiden mee te looien, wat stevig leer oplevert dat langer meegaat. Deze stoffen hebben een vergelijkbare werking op ons lichaam: ze staan bekend om hun karakteristieke bittere smaak en adstringerende eigenschappen, wat betekent dat ze een samentrekkend gevoel in de mond kunnen veroorzaken. Dit samentrekkende effect werkt door in de rest van het lichaam; zo kan samentrekking een beschermende werking hebben en weefsel helpen genezen. Het remt overmatige afscheiding en kan ook een ontsmettende, ontstekingswerende en bloedstelpende werking hebben. Hierdoor worden looistoffen bijvoorbeeld vaak ingezet bij diarree en ontstekingen aan de slijmvliezen.

Looistoffen zijn oplosbaar in water, glycerine en alcohol.

Voorbeelden van kruiden met looistoffen:
  • Framboosblad (Rubus idaeus)
  • Duizendblad (Achillea millefolium)
  • Vrouwenmantel (Alchemilla vulgaris)
  • Moerasspirea (Filipendula ulmaria)

 

Framboosblad is een plant die rijk is aan looistoffen.

 

Flavonoïden

Flavonoïden spelen in planten vooral een rol in de groei en helpen door de bittere smaak om insecten af te schrikken. Ook zorgen ze als kleurstoffen vaak voor de kleuren van bloemen en vruchten. Er bestaan in totaal meer dan 6000 soorten flavonoïden en ze komen in veel planten voor. De werking ervan op de mens kan daarom ook zeer uiteenlopend zijn. Ze hebben vaak meer een katalyserende werking op andere inhouddsstoffen. Wel valt op dat flavonoïden vaak een gunstige werking hebben op de bloedvaten en het hart.

Flavonoïden zijn oplosbaar in water, glycerine en alcohol.

Voorbeelden van kruiden met flavonoïden:
  • Kamille (Matricara chamomilla)
  • Meidoorn (Crataegus monogyna/laevigata)
  • Ginkgo (Ginkgo biloba)
  • Mariadistel (Silybum marianum)

 

Slijmstoffen

Slijmstoffen zijn inhoudsstoffen in planten die water kunnen binden en zo een slijmerige, gel-achtige oplossing creëren. Op deze manier hebben ze een verzachtende werking op de slijmvliezen van de mond, keel, maag en darmen. Ook kunnen ze via de nervus vagus (één van de belangrijkste zenuwen in ons lichaam) een verzachtende werking hebben op slijmvliezen waar ze niet direct mee in contact kunnen komen, zoals de luchtwegen. Slijmstoffen brengen als het ware een beschermlaagje aan en verlichten zo irritatie en pijn. Dit kan helpen bij klachten in de mond, aan de luchtwegen of in de spijsvertering.

Slijmstoffen zijn oplosbaar in koud of lauw water. Alcohol en hitte vernietigt de structuur en werking van de slijmstoffen. De eigenschappen van slijmstoffen komen in ons lichaam pas tot hun recht ná het absorberen van water. Daarom is het belangrijk om water als oplosmiddel te gebruiken en dit eerst een tijdje te laten trekken. Ook kan een hoge concentratie looistoffen een nadelige werking hebben op slijmstoffen.

Voorbeelden van kruiden met slijmstoffen:
  • Weegbree (Plantago lanceolata/major)
  • Kaasjeskruid (Malva sylvestris/Malva moschata)
  • Heemst (Althaea officinalis)

 

Kaasjeskruid is een heel goed voorbeeld van een kruid dat rijk is aan slijmstoffen.

 

Etherische oliën

Etherische oliën, ook wel essentiële of vluchtige oliën genoemd, zijn aromatische stoffen in planten. Ze geven planten hun karakteristieke geur en smaak, waardoor ze voornamelijk te vinden zijn in vruchten en bloemen, maar ook in bladeren. De rol van etherische oliën is dan ook vooral om bestuivers te lokken en schimmels en andere insecten af te weren. Doordat etherische oliën uiteenlopende samenstellingen hebben, zijn de toepassingen ervan ook talrijk. Het is zo uitgebreid het een aparte tak van kruidengeneeskunde heeft gevormd: de aromatherapie.

Door middel van waterdampdestillatie of persing worden alleen de etherische oliën uit een plant opgevangen en dit wordt vervolgens gebruikt als pure etherische olie. Echter kunnen we de etherische olie in een plant ook heel makkelijk (en veiliger) zelf ervaren: door aan een plant te ruiken, de gedroogde plant te verbranden met rookbundel of te gebruiken in een stoombad of kruidenbad!

Etherische oliën komen vooral goed tot hun recht in waterdamp, rook en in olie. Om deze reden is het bijvoorbeeld ook belangrijk om je dampende kopje of potje kruidenthee af te dekken, zodat de etherische vluchtige oliën niet ontsnappen!

Voorbeelden van kruiden met etherische oliën:
  • Tijm (Thymus vulgaris)
  • Rozemarijn (Salvia rosmarinus)
  • Salie (Salvia officinalis)
  • Pepermunt (Mentha x piperita)
  • Lavendel (Lavandula spp.)

 

Saponinen

Ook wel zeepstoffen genoemd, zijn saponinen verbindingen met schuimvormende eigenschappen. Saponinen kunnen daardoor sterk gaan schuimen als ze in water opgelost worden en lossen zo vetten op. Hierdoor worden saponinen verwerkt in schoonmaakmiddelen en cosmetica, maar ze hebben ook zeker een medicinale werking. Ze verhogen namelijk de opneembaarheid van andere inhoudsstoffen en hebben een zuiverende werking. Ook stimuleren ze de doorbloeing en aanmaak van sappen in het spijsverteringssysteem. Hierdoor bevorderen saponinen de opname van stoffen in het bloed.

Je kunt zowel water als alcohol gebruiken om saponinen te extraheren.

Voorbeelden van kruiden met saponinen:
  • Heermoes (Equisetum arvense)
  • Vlier (Sambucus nigra)
  • Viooltjes (Viola odorata)
  • Zeepkruid (Saponaria officinalis) – alleen uitwendig

 

Alkaloïden

Alkaloïden zijn inhoudsstoffen van planten die stikstof bevatten en alkalische (basische) eigenschappen hebben. Ze behoren tot de meest werkzame stoffen in planten en worden vaak als giftig bestempeld. Ze dienen in de plant zelf onder andere als insectenwerende substantie die inwerkt op het zenuwstelsel en voor dieren giftig kan zijn. Planten die rijk zijn aan (bepaalde) alkaloïden kunnen ook voor de mens giftig zijn. Echter komen ze ook vaak voor als slechts een sporenelement in planten. De aanwezigheid van alkaloïden maakt een plant dus niet automatisch giftig, het gaat vooral om de hoeveelheid en de soort. Zo zitten er bijvoorbeeld ook alkaloïden in groenten uit de nachtschadefamilie: aardappelen, aubergines en tomaten. Wel is het belangrijk om planten, met name kruiden, met alkaloïden bedachtzamer te gebruiken en overmatig gebruik te vermijden.

Voorbeelden van kruiden met alkaloïden
  • Smeerwortel (Symphytum officinale)
  • Slaapmutsje (Eschscholzia californica)
  • Klein en groot Hoefblad (Tussilago farfara, Petasites hybridus)

 

Smeerwortel is een goed voorbeeld van een kruid met alkaloïden. Dit maakt haar niet automatisch giftig, maar wel een plant waar je voorzichtiger mee om moet gaan. Je kunt hier meer informatie over vinden in het Plant Profiel van Smeerwortel.

 

Mineralen

Mineralen zijn stoffen met kristalstructuur die voortkomen uit de aarde en de zee. Ook sporenelementen kunnen tot deze groep worden gerekend. Zowel voor planten als mensen zijn mineralen en sporenelementen essentiële bouwstoffen. Bij mensen zijn deze stoffen bijvoorbeeld nodig voor het skelet, de tanden en het haar, maar ze spelen ook een belangrijke rol in het in evenwicht houden van de vochtbalans in het lichaam. Voorbeelden van mineralen zijn ijzer, magnesium, calcium en kalium. Voorbeelden van sporenelementen zijn koper, silicium en zink. Kruiden met veel mineralen kunnen, verwerkt in een oplosmiddel of eventueel als voeding, een belangrijke mineralenbron zijn voor ons als mens. Dit kan een zeer opbouwende en ondersteunende functie hebben in ons lichaam, zeker nu onze voeding en drinkwater vaak nog maar weinig mineralen bevatten!

Azijn en water zijn de beste oplosmiddelen voor mineralen, maar een alcohol die water bevat, kan eventueel ook gebruikt worden. Neem dan wel een alcohol van maximaal 50%.

Voorbeelden van kruiden met veel mineralen:
  • Brandnetel (Urtica dioica)
  • Heermoes (Equisetum arvense)
  • Groene Haver (Avena sativa)
  • Alfalfa/Luzerne (Medicago sativa)

 

Vitaminen

Vitaminen zijn organische stoffen die essentieel zijn voor allerlei stofwisselingsprocessen in het lichaam. Als mensen vaak we ze (bijna) niet aan in ons lichaam en zijn daarom afhankelijk van voedsel en kruiden voor vitaminen. Er zijn twee verschillende groepen vitaminen: vetoplosbare vitaminen (A, D, E en K) en wateroplosbare vitaminen (B en C). Wil je kruiden inzetten voor de hoeveelheid vitamine C, dan is water of azijn de beste keuze. Vitamine A, D, E en K hebben echter vet nodig. Zo heeft Goudsbloem bijvoorbeeld vitamine A en komt deze plant wat dat betreft het best tot zijn recht in een olie die je op de huid kunt gebruiken.

Voorbeelden van kruiden met veel vitaminen:
  • Brandnetel (Urtica dioica)
  • Rozenbottel (Rosa canina)
  • Paardenbloem (Taraxum officinale)
  • Framboosblad (Rubus idaeus)

 

Harsen

Hars is geen inhoudsstof op zichzelf, maar meer een complex mengsel van verschillende inhoudsstoffen. Het is een dikke, kleverige vloeistof met soms een zeer aromatische geur die kan opdrogen tot een doorschijnende harde stof. Je kunt het bijvoorbeeld tegenkomen op Dennenbomen of Populierknoppen. De exacte samenstelling van hars kan variëren per plantensoort en omgevingsfactoren.

Hars komt voor in de natuur als een afscheidingsproduct van planten, bomen en soms insecten. Harsen hebben verschillende functies in de natuur, waaronder het beschermen van planten tegen insecten, schimmels en wonden. Harsen van planten of bomen worden vaak gebruikt in traditionele geneeskunde voor de behandeling van wonden, ontstekingen en andere aandoeningen. Ze lossen vooral goed op in olie of een hoog percentage alcohol.

Voorbeelden van planten waar hars in of op kan voorkomen:
  • Den (Pinus spp.)
  • Populier (Populus spp.)
  • Mirre (Commiphora molmol)
  • Hennep (Cannabis sativa)

 


 

In deze cursus gaan we verder niet veel dieper in op deze inhoudsstoffen. Deels omdat het een complexe scheikundige taal is die behoorlijk overweldigend kan zijn voor beginners, maar daarnaast ook omdat ik geloof dat het niet noodzakelijk is om inhoudsstoffen uit je hoofd te kennen om met kruiden te kunnen werken. Onze voorouders hebben immers de gehele menselijke geschiedenis zonder deze scheikundige kennis van deze inhoudsstoffen met kruiden gewerkt.

Het gehalte aan actieve inhoudsstoffen van een kruid kan daarnaast ook sterk verschillen op basis van de groeiplek, de grond, het klimaat, de leeftijd, oogstmoment, manier van drogen en bewaren én de manier van verwerking. Zoals je ziet is het daarom, zonder een laberatorium en kennis van scheikunde, moeilijk te bepalen wat de exacte samenstelling van een kruid is.

De taal van inhoudsstoffen is moeilijk te doorgronden, zeker als beginner. Medicinale kruiden hebben een unieke samenstelling van allerlei soorten inhoudsstoffen die allemaal op elkaar in werken en elkaar als het ware in balans houden. Zo zijn er bijvoorbeeld planten die inhoudsstoffen hebben die op zichzelf mogelijk toxisch kunnen zijn of maagklachten kunnen veroorzaken, maar worden vervolgens door andere inhoudsstoffen in de plant beïnvloedt, waardoor ze dat nadelige effect niet meer hebben. Een goed voorbeeld hiervan is Moerasspirea (Filipendula ulmaria). Deze plant bevat salicylzuur, wat op zichzelf maagklachten zou kunnen veroorzaken. Maar Moerasspirea bevat ook looistoffen en slijmstoffen, die juist kalmerend werken op de slijmvliezen van de maag en darmen. Op deze manier houden deze inhoudsstoffen elkaar in balans waardoor de plant een medicinale werking heeft op ons lichaam zonder nadelige bijwerkingen.

Een plant bestaat uit meer dan alleen de optelsom van zijn afzonderlijke inhoudsstoffen, het is ook een wezen op zich met een eigen energie en karakter. Kruiden alleen maar benaderen vanuit de inhoudsstoffen zou net zijn alsof iemand jou wil leren kennen op basis van alle chemische processen die gaande zijn in jouw lichaam. Een beetje vreemd, toch? 

De taal van de inhoudsstoffen kan ondersteunend en bevestigend zijn, maar uiteindelijk leer je het meeste door de plant zo compleet mogelijk te leren kennen en door persoonlijke ervaring. Je kunt zoveel lezen over kruiden als je wilt, maar om het echt te begrijpen zul je het zelf moeten ervaren.