Terug in de tijd

Terug in de tijd

Hoe kun je groentes kweken? We doen even een stap terug in de tijd en in de komende lessen neem ik je van vroegere teeltmethodes mee naar huidige teeltmethodes. Zo kun jij onderzoeken welke methode het beste bij jouw situatie past en wat de voor- en nadelen van elke methode zijn. 

Circulaire, gemengde familiebedrijven.

Vroeger draaide een gezin, familie, vaak volledig op wat ze zelf konden produceren. Ze hadden een eigen stukje land met verschillende dieren en een moestuin. Het gras werd gemaaid om hooi te maken voor de dieren, zodat ze in de winter te eten hadden. De mest van die dieren werd vervolgens gebruikt om de moestuin te bemesten en het hooiland vruchtbaar te houden. Alles draaide in feite in een circulair systeem. Er ging niks van het terrein af.Tegenwoordig noemen we dit circulaire landbouw.

Wat het gezin nodig had, kwam van hun eigen dieren en gewassen. Het was als een kleine boerderij: een paar koeien, kippen, schapen, misschien een varken. Alles wat die dieren opleverden, zoals jongvee, eieren, of kleine kuikens, gebruikte het gezin zelf. Wat er over was, werd gedeeld met buren in ruil voor iets anders. Denk aan melk van je buurman voor  een stukje vlees van je eigen geslachte varken. Dit systeem was niet alleen zelfvoorzienend, maar ook heel duurzaam en lokaal. 

Daarnaast kun je dit type boerderij zien als een gemengd bedrijf. Er waren veel verschillende onderdelen: koeien, varkens, kippen, een moestuin. En die diversiteit maakt het systeem sterk en weerbaar. Als er iets gebeurde, bijvoorbeeld een ziekte onder de kippen, had je nog andere dieren of gewassen. Ging het slecht met de koeien, dan had je nog je varkens of de groenten op het land. Zo’n gemengd bedrijf, dat in de jaren ook wel groeide toen geld belangrijker werd dan ruilhandel, kon zichzelf nog steeds onderhouden en was minder afhankelijk van externe partijen.

Op naar grote gespecialiseerde bedrijven

Met de komst van de industrialisatie en de oorlogen veranderde dit alles drastisch. Tijdens en na de Eerste en Tweede Wereldoorlog werden machines steeds belangrijker. We konden nu op veel grotere schaal voedsel produceren, wat hard nodig was. Er was honger en de focus kwam te liggen op massaproductie om dat probleem op te lossen. Na de oorlog werd besloten: we willen nooit meer honger lijden. En dat betekende schaalvergroting.

Kleine gemengde bedrijven maakten plaats voor grote gespecialiseerde bedrijven. Boeren hielden zich niet meer bezig met kippen, koeien en een moestuin tegelijk. Ze werden varkensboeren, kippenboeren of akkerbouwers. Deze specialisatie maakte landbouw in Nederland ontzettend efficiënt. We ontwikkelden geavanceerde methodes en werden een wereldspeler op het gebied van landbouw en veeteelt.

Maar met die specialisatie en schaalvergroting kwam ook een kwetsbaarheid. Grote stallen vol dieren zijn kwetsbaar bij brand of ziekte: je kunt in één keer al je vee verliezen. Monoculturen, zoals een groot veld vol maïs, zijn ook vatbaar. Als er een ziekte uitbreekt, is in één klap de hele oogst verloren. Het overzichtelijke, diverse en weerbare systeem van vroeger is vervangen door grootschalige, efficiënte systemen die steeds kwetsbaarder worden. Deze nieuwe methode wordt ook wel monocultuur genoemd en in de volgende video leg ik dit uit wat dit betekent voor onze huidige landbouw.